Stel, je beschikt over twee spaarrekeningen. Bij de ene – Bank A – staat een
bedrag tweeduizend euro en hierover ontvang je jaarlijks vijf procent rente.
honderd euro per jaar dus.
Bij de andere bank – Bank B – staat een bedrag van vijfhonderd euro, maar hier
ontvang je 20 procent rente. Ook deze bankrekening levert dus honderd euro
per jaar aan inkomsten op.
Ervan uitgaande dat beide banken u verplichten de rente jaarlijks op te nemen
ligt de theoretische waarde (ofwel de intrinsieke, danwel de verdisconteerde
waarde) van uw rekening bij bank B gelijk aan die van Bank A. Dit terwijl
het spaarsaldo bij Bank B slechts een kwart bedraagt van het bedrag dat bij
Bank A ondergebracht is.
Sterker, zou je bij beide banken de ontvangen rente wél op uw rekening mogen
bijschrijven (en daarover vervolgens ook weer rente ontvangen) dan zou de
theoretische waarde van uw bankrekening bij Bank B zelfs hoger uitvallen dan
die van Bank A.
Bedrijven met hoog rendement
Nu is de voor de hand liggende tegenwerping: bestaan ‘banken’ met jaarlijkse
rendementen van 20 procent. Het antwoord hierop is een volmondig ‘Ja’, en
wel in de vorm van bedrijven. Wereldwijd zijn er vele duizenden
beursgenoteerde bedrijven die structureel een rendement van 20 procent (of
meer) op hun eigen vermogen weten te behalen.
Welk type bedrijven daartoe dan structureel in staat is? Bedrijven die
beschikken over duurzame competitieve voordelen. Denk bijvoorbeeld aan
bedrijven die beschikken over enorme schaalvoordelen, ondoordringbare
distributienetwerken of ijzersterke merknamen.
Snack- en frisdrankproducent PepsiCo is een voorbeeld van zo'n bedrijf met een
duurzaam competitief voordeel. Zo lag over de afgelopen vijf jaar het
gemiddelde jaarlijkse rendement op het eigen vermogen bij PepsiCo op maar
liefst 35,4 procent. En vanwege de sterke competitieve positie lijkt het
heel waarschijnlijk dat van een hoog rendement op het eigen vermogen bij
PepsiCo ook de komende jaren wel weer sprake zal zijn.
Woekerpremies
Stel nu dat je bij Bank B aan de balie te horen krijgt dat je weliswaar een
bedrag op rekening mag zetten tegen de eerder genoemde jaarlijkse
rentevergoeding van 20 procent, maar dat je dan wel eerst even een 'premie'
van 50 procent moet betalen (250 euro van de beschikbare 500 euro dus). Wat
te doen? Zelfs in dit geval levert Bank B u het dubbele aan inkomsten op
vergeleken met Bank A, waar u verder geen premie hoeft te betalen voor het
storten van een geldbedrag.
Consumenten zullen, bekend met de premie van 50 procent, op z'n minst een wat
onbehagelijk gevoel aan Bank B overhouden. En in de volksmond zal al snel
gesproken worden over de woekerpremies bij Bank B. Toch zijn dergelijke
premies bij aandelen heel normaal...
Heel gangbaar is dat voor aandelen van bedrijven die beschikken over duurzame
competitieve voordelen een flinke premie (een 'woekerpremie' zo u wilt) op
het eigen vermogen betaald moet worden.
Voor het in handen krijgen van zo'n stukje hoog renderend eigen vermogen moet
dus doorgaans flink betaald worden. Heel gangbaar zijn waarderingen van
meerdere keren de boekwaarde. Zo bedraagt bij PepsiCo de boekwaarde per
aandeel (ook wel aangeduid als het eigen vermogen per aandeel) momenteel
12,60 dollar, terwijl de beurskoers 66,84 dollar bedraagt. Voor het
verkrijgen van een aandeel PepsiCo betaal je dus ruim vijf keer de
boekwaarde (ofwel een premie van meer dan 80 procent van uw investing zelf).
Hoe hoog?
Wanneer we teruggaan naar ons voorbeeld van Bank A en Bank B - stel dat dit
de enige alternatieven zijn die u heeft (en rente altijd direct uitgekeerd
wordt) - dan ligt de theoretische waarde van eenzelfde bedrag ondergebracht
bij Bank B op het viervoudige van Bank A. Zolang de 'woekerpremie' niet meer
dan 75 procent bedraagt, heeft Bank B theoretisch gezien de voorkeur boven
Bank A.
Voor aandelen gaat dezelfde logica op. Wel geldt dat de onzekerheden hier
groter zijn. Enerzijds is het dan ook verstandig aankoop pas te overwegen
wanneer sprake is van een vrij substantiële 'korting' op de berekende
theoretische (ofwel intrinsieke) waarde, anderzijds is het verstandig een
ruime spreiding tussen verschillende aandelen in portefeuille aan te houden.
Wie zich dagelijks met dergelijke exercities bezighoudt, komt met enige
regelmaat aandelen tegen die opvallend goedkoop blijken te zijn. Aandelen
dus waarvan de achterliggende bedrijven over duurzame competitieve voordelen
beschikken, maar waarvoor niet of nauwelijks een extra premie op het eigen
vermogen betaald hoeft te worden. Beleggers die bovengemiddelde rendementen
wensen te behalen doen er goed aan hun beleggingen in dergelijke aandelen te
concentreren.
Hendrik Oude Nijhuis heeft zich jarenlang verdiept in de strategieën van 's
werelds beste beleggers en is tevens oprichter van
warrenbuffett.nl over de beleggingsstrategie van Warren Buffett.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl